Soorten pijn
Pijn wordt onderverdeeld in soorten op basis van de onderliggende oorzaak. Er kan één soort pijn bestaan , maar de pijn kan ook meerdere soorten tegelijk bevatten.
Om de soort pijn te bepalen moeten de verschillende kenmerken van uw pijn in kaart worden gebracht.
Pijnkenmerken:
- Hoe is uw pijn ontstaan? Bv. plotseling of geleidelijk
- Wanneer is uw pijn ontstaan?
- Waar precies hebt u pijn, is er uitstraling?
- Ernst van uw pijn
- Aard van uw pijn: bv scherp, dof, kloppend, brandend, zeurend, …
- Hoe verloopt uw pijn? Bv. continu of op- en afgaand
- Wat maakt het erger of minder?
Nociceptieve pijn (beschadigd weefsel)
Nociceptieve pijn (beschadigd weefsel)
Nociceptieve pijn is de meest voorkomende soort pijn. Deze ontstaat door (snij)wonden, druk, verbranding en ontsteking. Deze pijn ontstaat door prikkeling van de huidreceptoren of nociceptoren. Dat is een moeilijke naam voor kleine zintuigen in de huid. Bij normale prikkeling geven de zintuigen normale informatie door aan de hersenen. Bij sterke prikkeling, zoals na een verwonding, geven ze een versterkt signaal, via het ruggenmerg, door aan de hersenen. Daar wordt de versterkte prikkel vertaald in pijn.
Nociceptieve pijn kan dus optreden bij schade aan bijvoorbeeld een vinger als je jezelf snijdt of brandt, of als je een trap tegen je scheenbeen krijgt. Ook na operaties is er sprake van dit soort pijn.
De pijn is vaak scherp, kloppend en/of stekend van aard. Meestal kortdurend met een duidelijke oorzaak. Er is sprake van weefselschade of ontsteking. De behandeling is in de eerste plaats gericht op de behandeling van de oorzaak.
Nociceptieve pijn reageert vaak goed op de gangbare pijnstillers, zoals NSAID (ontstekingsremmers) en opioïde pijnmedicatie (morfineachtige stoffen).
Neuropathische pijn of zenuwpijn
Neuropathische pijn of zenuwpijn
Neuropathische pijn is een pijn die ontstaat door schade aan zenuwcellen zelf.
De oorzaken zijn divers. De zenuw kan rechtstreeks beschadigd zijn door een verwonding of een operatie. Soms zit de zenuw beklemd, zoals bij een rughernia of bij carpaal tunnel syndroom, of er is rechtstreekse druk op de zenuw door gips of gezwel.
Sommige ziektes kunnen zenuwschade geven zoals suikerziekte, vaatziekten, multiple sclerose, bepaalde leverziekten en nieraandoeningen. Er zijn ook medische behandelingen die schade geven aan zenuwen, bijvoorbeeld chemotherapie of bestralingen.
Zenuwpijn is vaak brandend, stekend of tintelend van aard en het aangedane gebied is vaak overgevoelig. Een ander kenmerk is dat soms kleding niet wordt verdragen over het pijnlijke gebied.
Deze pijn reageert niet altijd op de gangbare pijnstillers zoals paracetamol of ontstekingsremmers. Er worden dan co-analgetica gebruikt. Dat zijn medicijnen die tegen zenuwpijn kunnen helpen, naast hun oorspronkelijk gebruik tegen epilepsie (anti-epilaptica) en depressie (anti-depressiva). Bij ernstige pijn worden ook morfine-achtige pijnstillers gebruikt. Voor lokale vormen van zenuwpijn kunnen ook behandelingen met een crème of pleister ingezet worden. Ook behandelingen met injecties en stroom zijn vaak mogelijk.
Voorbeelden van zenuwpijn zijn gordelroos, fantoompijn, littekenpijn en polyneuropathie. Ook de pijn van een beklemde zenuw bij rug- of nekhernia is een soort van zenuwpijn.
Viscerale pijn of orgaanpijn
Viscerale pijn of orgaanpijn
Viscerale pijn wordt ook wel orgaanpijn genoemd. Het is een soort van nociceptieve pijn, maar dan van de organen. Te denken valt aan blaas, darmen of andere organen. Bij viscerale pijn is het belangrijk dat de juiste diagnose wordt gesteld. De behandeling is dan ook vooral gericht op het wegnemen van de oorzaak of behandeling van de onderliggende ziekte.
Omdat de organen geen eigen gevoelszenuwen hebben lopen de viscerale pijnbanen anders dan bij gewone nociceptieve pijn. Het pijnsignaal loopt over gevoelszenuwen van andere gebieden en kan dus op een andere plaats gevoeld worden dan waar de pijn ontstaat. Viscerale pijn die een vast uitstralingspatroon kent wordt ‘gerefereerde pijn’ genoemd. Dit is bijvoorbeeld de pijn van een hartinfarct, die in de linkerarm en de kaak kan uitstralen.
Viscerale pijn verloopt vaak wisselend in pijnaanvallen. De locatie is vaak niet goed als één plek aan te wijzen. Vaak zijn er andere symptomen zoals koorts, hoesten, kortademigheid, buikloop of braken. Koliekpijn zoals bij nierstenen geeft bewegingsdrang terwijl bij pijn door buikvliesontsteking iemand elke beweging zal willen vermijden.
Mogelijkheid tot vermindering van de pijn bestaat door het geven van medicijnen zoals paracetamol en ontstekingsremmers, en bij ernstige viscerale pijn morfine-achtige pijnstillers.
Bij sommige chronische vormen van viscerale pijn kan, nadat de diagnose duidelijk is, ook gedacht worden aan invasieve pijnbestrijding waarbij met injecties de pijn behandeld wordt.
Vasculaire pijn
Vasculaire pijn
Vasculaire pijn is pijn die veroorzaakt wordt door afwijkingen in de bloedvaten. Er zijn twee groepen bloedvaten: de aders en de slagaders. De slagaders vervoeren bloed van het hart naar de ledematen en organen, de aders brengen het bloed weer terug naar het hart.
Pijn door vernauwingen van de slagaders in de benen veroorzaakt een typisch patroon van kuitkrampen bij het lopen, vasculaire claudicatie genoemd. Volledige verstopping van een bloedvat kan lijden tot hevige ischemische pijn, waarbij operatief ingrijpen noodzakelijk is om de bloedtoevoer te herstellen.
Bij langdurige slechte doorbloeding kan ook zenuwpijn optreden (ischemische polyneuropathie). Ook langer bestaande hartziekten en longaandoeningen kunnen dit soort zenuwpijn veroorzaken.
Spataders en zwelling van de enkels door slechte terugstroom in de aders kunnen ook pijnklachten veroorzaken. Vaatontsteking en een trombosebeen zijn complicaties van verminderde doorstroming waardoor pijn kan ontstaan.
De behandeling is vooral gericht op het wegnemen van de oorzaak van de slechte doorbloeding. Goed blijven bewegen is belangrijk voor een goede doorstroming. Pijnbehandelingen kunnen bij sommige vormen van vasculaire pijn helpen, ook wanneer de oorzaak niet meer kan worden weggenomen.
Oncologische pijn of kankerpijn
Oncologische pijn of kankerpijn
Veel mensen met kanker hebben ook pijn door de ziekte. Kankerpijn kan ontstaan in verschillende fasen van het ziekteproces.
Soms is pijn het eerste symptoom waarvoor de dokter bezocht wordt. In andere gevallen treedt pijn later op, zoals wanneer een gezwel tegen zenuwen of organen drukt. Ook kan pijn optreden door de behandeling. Dit kan zijn na een operatie, maar ook na bestraling of chemotherapie.
In 1986 ontwikkelde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de pijnladder als hulpmiddel om de pijnbehandeling bij kanker te verbeteren. De beschikbare pijnstillers worden ingezet op geleide van de ernst van de pijn. Om goede pijnstilling te behouden is het belangrijk om klachten regelmatig opnieuw te evalueren en zonodig de behandeling bij te sturen.
Trap 1 | Milde pijn | Niet-opiaten (NSAID en paracetamol) + Ander medicijn/techniek |
Trap 2 | Matige pijn | Niet-opiaten + Zwakke opiaten + Ander medicijn/techniek |
Trap 3 | Ernstige pijn | Niet-opiaten + Sterke opiaten + Ander medicijn/techniek |
Trap 4 | Zeer ernstige pijn | Niet-opiaten + Sterke opiaten + invasief opiaten |
Op elke trap van de pijnladder wordt een gewone pijnstiller zoals paracetamol of ontstekingsremmers aangeraden. Als pijn onvoldoende onder controle is gaat men over naar de volgende trap op de ladder. Bij ernstige pijn kan ook op trap 3 gestart worden.
Bij zenuwpijn kunnen vanaf de eerste trap ook speciale geneesmiddelen of co-analgetica worden ingezet. Aanvullende technieken zoals infiltraties, kinesitherapie of psychotherapie kunnen in elke fase nuttig zijn.
Wanneer de pijnstillers bijwerkingen geven kunnen aanvullende medicijnen zoals laxeermiddelen of middelen tegen misselijkheid of jeuk worden ingezet. De meeste bijwerkingen verdwijnen weer wanneer u een middel wat langer gebruikt. Alleen verstopping door morfine is meestal blijvend en kan behandeld worden met speciale medicijnen.
Invasieve technieken kunnen in bepaalde gevallen van ernstige kankerpijn een oplossing bieden. Hierbij worden zenuwbundels verdoofd of zelfs vernietigd om het pijnsignaal te onderbreken. Via een speciale pijnpomp kan morfine ook rechtstreeks in het wervelkanaal gebracht worden: hierdoor is het effect beter met minder bijwerkingen.
Helaas bieden nieuwe inzichten en ontwikkelingen niet altijd de mogelijkheid om alle patiënten helemaal pijnvrij te krijgen. Als laatste redmiddel kan palliatieve sedatie nodig zijn waarbij met pijnstillers en slaapmiddelen het comfort wordt verbeterd door tijdelijk of permanent het besef van de pijn weg te nemen.